Inleiding
In 1986 werd aan het Instituut voor Virologie aan de Universiteit van Giessen in Duitsland, een virus geïsoleerd dat afkomstig was van jonge grasparkieten die aan kruipersziekte leden. De resultaten die door dit onderzoek werden verkregen, wezen uit dat het hier om het polyomavirus ging. De oorzaak van kruipersziekte is vooral de laatste jaren bijzonder goed bestudeerd. Het blijkt een besmettelijke virusziekte te zijn die veroorzaakt wordt door een lid van de papovavirus familie die nu wordt aangeduid als het Avipolyomavirus. Dit virus was door zijn unieke eigenschappen in staat zich aan te passen, te repliceren en te overleven in papegaaiachtigen.
Twee vormen van deze ziekte zijn bij grasparkieten geconstateerd: de ernstigste vorm veroorzaakt sterfte onder de jongen die kan oplopen tot 100% en een mildere vorm genaamd kruipersziekte (French Moult) die bevederingsstoringen veroorzaakt die resulteren in "kruipers".
Indien jonge grasparkieten zeer vroeg in de nestperiode geïnfecteerd raken, kan dit de dood tot gevolg hebben omdat het polyomavirus de lever ernstig aantast. De nestgenootjes die de infectie wel overleven worden drager van het virus en blijven levenslang besmettelijk voor andere dieren. Oudere grasparkieten kunnen ook geïnfecteerd raken, maar deze infectie is na ongeveer een half jaar niet meer aantoonbaar in het bloed. Het virus kan worden aangetoond door DNA onderzoek in het bloed. Ook DNA onderzoek op organen van overleden vogels kan uitsluitsel geven.
Kruipersziekte onstaat indien een parkiet na de eerste levensdag met dit virus wordt geïnfecteerd. Vlak voordat de jongen het nest verlaten vallen de vleugel- en staartpennen uit, vaak symmetrisch. Ook in de veeruitval zijn gradaties in ernst aan te geven: het kan gaan om enkele vleugelpennen, maar de ook de lichaamsbevedering kan uitvallen.
Vaak kleeft er wat bloed aan de uitgevallen vleugelpennen. Ook kunnen de pennen aan het einde van de schacht iets geknikt zijn.
Alhoewel deze jonge vogels niet of nauwelijks kunnen vliegen en zich via het gaas of tralies klimmend voortbewegen, zijn ze verder vitaal en lijken volkomen gezond. Deze "kruipertjes" herstellen gewoonlijk na enige tijd wel weer, waarbij de meer ernstige gevallen soms wat in groei achterblijven in vergelijking met hun niet aangetaste soortgenoten. Deze vogels kunnen echter wel drager van het virus blijven, en zodoende (wanneer bijvoorbeeld de weerstand omlaag gaat) toch een bron van besmetting vormen voor andere vogels.
Door Polyoma aangetaste jonge dieren verspreiden het virus o.a. door uitgevallen veren of veerdeeltjes, huidschilfers, veerstof, de ontlasting en mogelijk ook via de ademhaling.
Zoals bij veel virale aandoeningen het geval is, is het niet gemakkelijk om tegen dit specifieke virus een gericht geneesmiddel of vaccin te maken. In Amerika worden momenteel tests uitgevoerd met een vaccin wat bestaat uit geïnactiveerd polyomavirus. Er bestaat overigens geen geneesmiddel dat reeds zieke dieren weer beter maakt.
Het spreekt vanzelf dat de verspreiding van dit virus zoveel mogelijk tegen gegaan moet worden. Indien u vogels kweekt, moet u daar terdege rekening mee houden. Kruipertjes zijn ongeschikt voor de kweek, maar het zijn hele fijne huisgenootjes die een normale leeftijd kunnen halen.
Fotografie: Quincy en Jolanda hebben deze foto's gemaakt van hun grasparkietje Coco.